Dochter staat me bij het tuinhekje op te wachten. Ze valt met de deur in huis.
“Kom maar direct mee, dan kun je afscheid nemen van mama.” Ze wacht niet op mijn antwoord. Ze weet dat ik haar na jarenlange zorg heel graag nog een laatste keer wil zien.
Rustig loop ik achter haar aan.
Ik heb het kronkelpad naar de aanleunwoning in de tuin heel vaak genomen. meestal op een drafje.
Nu niet.
Nu loop ik zoals ik hoor te lopen, beheerst en ingetogen.
Naast de voordeur ligt een prachtig bloemstuk in wittinten.
Ze gaat in stilte voor me uit het huisje in en loopt door naar de slaapkamer.
Het bed heeft plaatsgemaakt voor een eenvoudige kist, geen opsmuk. Ze hield niet van opsmuk.
Zwijgend kijken we naar haar, minutenlang.
Dan zegt dochter:
“Het is goed zo. Mama was op. Helemaal op. Het ging niet meer.”
Weer zwijgen we.
“Hoe gaat de uitvaart zijn?”, vraag ik. “Het lijkt me lastig nu er maar zo weinig mensen afscheid mogen nemen.”
Ze glimlacht en zegt: “Haar afscheid wordt mooi, heel mooi. Alleen maar eigen mensen, kinderen en kleinkinderen. Eigenlijk is dit precies wat ze wilde.”
Een liefdevol, klein afscheid.
Normaal kan dat hier niet. Normaal komt het hele dorp afscheid nemen. Dat wist ze en dat zou ze klakkeloos accepteren. Ze was er de persoon niet naar om daarvan af te wijken. Daar zou te veel praat van komen.
Ik zie hoe dochter respectvol naar haar moeder kijkt.
“Ja, dit is precies hoe mama het wilde.”