Al vele jaren open ik deze koelkast twee tot drie keer per week om de koffiemelk te pakken. Een koelkast in een gedateerde keuken. Donker houten paneeldeurtjes en slijtplekken op het aanrechtblad. De koelkast geeft een droevige aanblik.
Mevrouw van Rens hield van koken. Alles vers, liefst uit eigen tuin.
Wanneer haar kinderen kwamen bleven ze eten, alle vijf. Wat overbleef belandde als kliekje in de koelkast, uiterst netjes afgedekt onder een cellofaantje. Klaar voor de volgende dag.
Ik kon aan de inhoud van de koelkast zien welk seizoen het was. Nu, in de herfst, lag er een restje stoofpeertjes in een boerenbont schaaltje, het kaneelstokje er nog in. In de bijkeuken stonden veel meer peertjes te wachten op deze transformatie.
In de winter lagen er grote stronken boerenkool bij de achterdeur. Voor haar amper te hanteren stronken. De vorst was er overheen geweest dus het kon bereid worden. Van stronk tot stamppot, gekookt voor twee dagen.
In het voorjaar waren er de smakelijke nieuwe aardappeltjes. “Je hoeft ze niet eens te schillen.” Het bewijs zou in de koelkast op een schoteltje liggen, condens onder het plastic. Hier werd nooit eten weggegooid.
In de zomer stonden er aardbeien in een lichtgroen vergiet van Tupperware, met een bord eronder. Ze waren niet per se mooi, wel dieprood, en smaakten zoals aardbeien horen te smaken. Geen groen kartonnen bakje in deze koelkast.
Dat was ooit, nog niet eens zo lang geleden.
Nu valt het me op hoe treurig haar koelkast is. Heel langzaam heeft ze de handdoek in de ring moeten gooien. Ze heeft zich er echt tegen verzet. Al wat er nu nog in de koelkast staat past moeiteloos op één schap. Een halve liter melk, een klein kuipje margarine, een half ons rosbief en een eenpersoonstoetje.
De bel gaat. Als ik open doe zie ik een man met een grijze warmhoudbox van piepschuim. “Eet smakelijk” zegt hij vriendelijk en hij loopt terug naar zijn bestelbusje.
“Bedankt” zeg ik, met lichte weemoed in mijn stem.
4 reacties On Kliekje
Mooi Anne!
Het is weer mooi geschreven. Wordt er idd zelf ook wat weemoedig van. We zien het vaak op deze manier. En ik maar denken bij het doen van de boodschappen en elke avond een potje koken: “Kon dit maar anders”. Tot je het zelf niet meer kunt…..
Tot gauw ?
Ja ook ik wordt hier weemoedig van. Maar ondanks een zekere achteruitgang hebben we het goed. Lees dit maar eens over mijn ome Cornelis . . .
Op 23 oktober 1815 – vier maanden na de slag bij Waterloo – werd Cornelis Been in Aalsmeer geboren. Toen Cornelis 22 jaar oud was trouwde hij met Antje Bosch. Cornelis was een eenvoudige veenman, een turfgraver en turfsteker. Toen het veengebied rond Aalsmeer na 1850 uitgeput raakte nam de werkgelegenheid af en de armoede toe. In 1872 overleed Antje en in 1874 trouwde Cornelis op 58 jarige leeftijd met Naatje Boelhouwer. Ze verhuisden naar het Stedelijk Armenhuis in de Roeterstraat 2 in Amsterdam (nu Dr. Sarphatihuis). Cornelis werd timmerman. Op 16 februari 1900 stierf Cornelis op de verpleegafdeling van het oude mannen en vrouwenhuis aan de Amstel 51 in Amsterdam (nu museum de Hermitage). Met Antje kreeg Cornelis negen kinderen. Vijf kinderen stierven al in hun eerst levensjaar. Hun eerste zoon Gerrit werd 6 maanden oud. Drie jaar later kwam er weer een Gerrit. Deze Gerrit werd 10 dagen oud. Twee jaar later kwam er weer een Gerrit. Hij werd 63 jaar en was de opa van mijn opa.
Razend knap, hoor Anne. Ik geniet van je talent.